De blauwe nacht moet een teken zijn.
De dennen staan scherp geslepen,
het asfalt is glimmend en leeg.
Straks, zul je zien, komen de wachters,
ze stellen mij vragen, natuurlijk
nu is de weg nog gesloten maar dan
zal ik de antwoorden weten, ik heb niet
voor niets mijn blote jurk aangetrokken
mijn ogen gitzwart omlijnd.
Verblinden doe ik ze, met mijn schoonheid
van maniertjes en lachjes, dat zal ze leren
de weg voor mij vrij te maken.
Op het holle klikken van mijn hakken,
heupwiegend rijm, wijken ze, glurend naar
mijn benen, als vanzelf uiteen.
Laat me door, ik ben er bijna